słownik niemiecko - niderlandzki

Deutsch - Nederlands, Vlaams

Januar po niderlandzku:

1. januari januari


Vandaag is het twee januari.
Het is hier in januari erg koud. Een januari valt dit jaar op dinsdag.
Januari is de eerste maand van het jaar.
We gaan de definitieve agenda vrijgeven op maandagmorgen 20 januari. Dus reageer snel alsjeblieft.
Op 25 januari zal hij terugkomen.

Niderlandzkie słowo "Januar" (januari) występuje w zestawach:

woordjes duits 3
maanden duits
maanden duits

powiązane słowa

dezember po niderlandzku