słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

jacht po niderlandzku:

1. het jacht het jacht



Niderlandzkie słowo "jacht" (het jacht) występuje w zestawach:

Lekcja 21-22

2. jacht jacht


Je mag mijn jacht gebruiken.
Dima?! Al-Sayib was zo verbijsterd, dat hij zijn Fanta op zijn computer liet vallen en daarmee zijn jacht op noobs ruïneerde. "Dima?! Ben jij dat echt?!"
De zoon van de koning, die terugkeerde van de jacht, ontmoette haar; en toen hij zag dat ze zo mooi was, vroeg hij haar, wat ze daar helemaal alleen deed en waarom ze weende.

3. het zeiljacht het zeiljacht