słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

róg po niderlandzku:

1. hoorn hoorn



Niderlandzkie słowo "róg" (hoorn) występuje w zestawach:

Holenderski Las

2. de hoek de hoek



3. de punt de punt



Niderlandzkie słowo "róg" (de punt) występuje w zestawach:

We hebben een peobleem

4. hoek hoek


Aan de hoek draaide ze naar links.
Toen we de hoek bereikten, verscheen het meer voor onze ogen.
We zouden graag een tafel hebben in de hoek voor niet-rokers.
Een hoek van 90 graden noemt men een rechte hoek.
Sla op de volgende hoek linksaf.
Maar over zijn zus kunnen we zeggen, dat ze zo hatelijk werd, dat haar eigen moeder ze wegjoeg; en het ongelukkige meisje had zoveel gelopen en niemand gevonden, die haar wilde opvangen, dat ze weldra omkwam in een hoek van het bos.
Het ongeluk gebeurde bij de hoek.
Om de hoek reed een grote vrachtwagen.
Het is net om de hoek.