słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

uczyć się po niderlandzku:

1. leren leren


Wanneer je naar het buitenland gaat, is het nuttig om ten minste een paar beleefdheidsformules te leren in de plaatselijke taal.
iemand leren kennen
De gelijkberechtiging en het behoud van de talen zouden enkel kunnen gegarandeerd worden, indien de Europese Unie een neutrale, gemakkelijk te leren, geleidelijk invoerbare brugtaal zou aannemen als hulptaal tussen zijn volkeren.
Om een taal beter te gebruiken, en om ze beter te verstaan, moet men nieuwe woorden leren.
Educatie is dingen leren waarvan je niet eens wist dat je ze niet wist.
We leren uit ervaring dat mensen nooit iets leren uit ervaring.
Ik ben geen aanhanger van de theorie dat je Latijn moet leren om Engels beter te begrijpen.
Dat mensen niet veel leren van de lessen uit het verleden is de belangrijkste les die het verleden ons te leren heeft.
Het hoofddoel van de opvoeding is niet om dingen te leren; nee, het hoofddoel van de opvoeding is om dingen te verleren.
Ik had nooit begrepen waarvoor de eeuwigheid nuttig kon zijn. Ze is nuttig om ons de kans te geven Duits te leren.
Het eerste wat je als beginnend skiër moet leren, is opstaan. Daarna leer je remmen en ploegbochten maken.
Er zijn altijd dingen die ik nooit zal leren, ik heb de eeuwigheid niet voor de boeg.
Esperanto is gemakkelijker dan alle nationale of natuurlijke talen, men kan het dus onvergelijkbaar veel sneller, goedkoper en gemakkelijker ten gronde leren.
Esperanto verandert het probleem, omdat men Esperanto even goed kan leren als zijn moedertaal - en misschien wel beter dan die.
Als de Esperanto-versie van Wikipedia - of andere sites zoals Tatoeba - één van de belangrijkste taalversies wordt, zou dit een publiek van buitenstaanders motiveren om onze taal te leren.

Niderlandzkie słowo "uczyć się" (leren) występuje w zestawach:

500 czasowników po niderlandzku 201 - 250
Hoofdstuk 5 - Taak 1

2. studeren studeren


Goede studenten studeren hard.
Ga je vanmiddag studeren? "Ja."
Ge moet hard studeren om niet te mislukken.
Men kan een vreemde taal niet beheersen in korte tijd; men moet ze stap voor stap studeren.
Studeren is het werk van de student.
Ik had geen zin om te studeren, daar het lawaai buiten op mijn zenuwen werkte.
Deze namiddag, als ik thuis aangekomen ben, ben ik van plan te studeren.
Het aantal studenten dat naar het buitenland gaat studeren groeit ieder jaar.
Toen ik thuiskwam, was Tom aan het studeren.
Om computerlinguïstiek te kunnen studeren moet men meerdere talen kennen, maar ook goed met computers kunnen omgaan.
Voor het studeren van geografie moet je constant landkaarten gebruiken.
Ik moet studeren voor de toets.
Er zijn meer studenten die aan de universiteit willen studeren dan er kunnen aangenomen worden.
Studeren jullie elke dag?
Hij zei zijn moeder dat hij de volgende dag zou gaan studeren.

Niderlandzkie słowo "uczyć się" (studeren) występuje w zestawach:

5/4 Op kamers!