1. buien
2. stortbui
Een stortbui verhinderde mij weg te gaan.
We waren nog niet lang op weg als we een stortbui op ons kregen.
3. het giet
Niderlandzkie słowo "ulewa" (het giet) występuje w zestawach:
kurs podstawowy4. regenbui
We hebben nog maar eens een harde regenbui gehad gisteren!
Na een stevige regenbui geurt het gras zo heerlijk.
5. de regenbui
Niderlandzkie słowo "ulewa" (de regenbui) występuje w zestawach:
Lekcja 21-226. de bui
7. zware regen
8. de slagregen