słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

wydać po niderlandzku:

1. doorbrengen doorbrengen


Als we maar eens ophielden met het proberen om gelukkig te zijn dan zouden we een zeer goed moment kunnen doorbrengen.

2. uitgeven uitgeven


de uitgeverij; aandelen uitgeven
We moeten geen geld uitgeven voor dingen die we niet nodig hebben.

Niderlandzkie słowo "wydać" (uitgeven) występuje w zestawach:

ik heb wat nieuws nodig
Niuews van de week

3. wegdoen



Niderlandzkie słowo "wydać" (wegdoen) występuje w zestawach:

het is een jongen