słownik portugalsko - niderlandzki

português - Nederlands, Vlaams

voar po niderlandzku:

1. vliegen vliegen


In de winter vliegen sommige vogels naar warme landen.
Volgens een Turks spreekwoord gaan de dagen traag voorbij, maar vliegen de jaren.
Vogels vliegen.
Ik zag een vogel door de lucht vliegen.
Bijen vliegen van bloem tot bloem.
Een struisvogel heeft vleugels maar kan niet vliegen.
De gebraden kippen vliegen je niet in de bek.
Alhoewel ze vleugels hebben, zijn auto's nog niet helemaal in staat om te vliegen.
Als ik een vogel was, zou ik naar jou toe vliegen.
Ik geloof dat ik vliegen kan.
Het zal u 100 dollar kosten om naar het eiland te vliegen.
Vliegen zal u meer kosten.
Als vliegen achter vliegen vliegen, vliegen vliegen vliegen achterna.
Als je het geel verft, sla je twee vliegen in één klap: én het valt goed op, én je bespaart geld omdat je verf kunt gebruiken die je al in huis hebt.
Liefde heeft ontegensprekelijk vleugels om weg te vliegen van de liefde, maar even ontegensprekelijk is het dat ze ook vleugels heeft om terug te vliegen.

2. vlucht vlucht


Hoelang duurt de vlucht?
Sorry, de vlucht is vol.
Toen hij de politieauto zag, sloeg hij op de vlucht.
We kwamen op de luchthaven aan drie uur voor onze vlucht.
Kan ik een vlucht naar Chicago reserveren?
Het spijt me zeer, maar de vlucht is vol.
Ik weet niets over hun vlucht naar een vreemd land.
Hij voelde het gevaar en ging op de vlucht.
Er is een directe vlucht van Tokio naar Londen.
Een vogel kent men aan de vlucht, en een mens aan de daden.
Voor een vijand op de vlucht bouw je met plezier een brug.
Als de armoede aan de voordeur klopt, vlucht de liefde de achterdeur uit.
Pompeius en zijn soldaten sloegen op de vlucht.