Moja lekcja

 0    121 fiszek    damiank991
ściągnij mp3 drukuj graj sprawdź się
 
Pytanie Odpowiedź
upiec
rozpocznij naukę
bakken- bakte- heeft gebakken
smiac sie
rozpocznij naukę
lachen- lachte -heeft gelachen
pranie
rozpocznij naukę
wassen waste heeft gewassen
wczesniej
rozpocznij naukę
vragen- vroeg- heeft gevraagd
dmuchac/wiac
rozpocznij naukę
waaien- waaide / woei- heeft gewaaid
powiedziec
rozpocznij naukę
zeggen zei heeft gezegd
zrozumiec
rozpocznij naukę
begrijpen- begreep- heeft begrepen
okazac sie
rozpocznij naukę
blijken- bleek- is gebleken
zostac
rozpocznij naukę
blijven- bleef -is gebleven
jechac
rozpocznij naukę
drijven -dreef- heeft gedreven
slizgac sie
rozpocznij naukę
glijden- gleed -is gegleden
chwytac
rozpocznij naukę
grijpen- greep- heeft gegrepen
ogladac
rozpocznij naukę
kijken- keek- heeft gekeken
dostac
rozpocznij naukę
krijgen- kreeg- heeft gekregen
cierpiec
rozpocznij naukę
lijden -leed- heeft geleden
wydawac sie
rozpocznij naukę
lijken- leek- heeft geleken
jechac
rozpocznij naukę
rijden- reed -heeft / is gereden
swiecic
rozpocznij naukę
schijnen- scheen- heeft geschenen
pisac
rozpocznij naukę
schrijven- schreef -heeft geschreven
rzucic
rozpocznij naukę
smijten- smeet- heeft gesmeten
rosnac
rozpocznij naukę
stijgen -steeg- heeft / is gestegen
walczyc
rozpocznij naukę
strijden- streed- heeft gestreden
zniknac
rozpocznij naukę
verdwijnen -verdween-is verdwenen
porownanie
rozpocznij naukę
vergelijken- vergeleek- heeft vergeleken
wskazac
rozpocznij naukę
wijzen- wees- heeft gewezen
milczec
rozpocznij naukę
zwijgen- zweeg- heeft gezwegen
oszukiwac
rozpocznij naukę
bedriegen- bedroog -heeft bedrogen
oferowac
rozpocznij naukę
bieden -bood- heeft geboden
cieszyc sie
rozpocznij naukę
genieten- genoot- heeft genoten
wlewac
rozpocznij naukę
gieten- goot -heeft gegoten
wybierac
rozpocznij naukę
kiezen- koos- heeft gekozen
klamac
rozpocznij naukę
liegen- loog -heeft gelogen
strzelac
rozpocznij naukę
schieten -schoot- heeft geschoten
zakazac
rozpocznij naukę
verbieden -verbood- heeft verboden
latac
rozpocznij naukę
vliegen- vloog -heeft / is gevlogen
uklaniac sie
rozpocznij naukę
buigen -boog -heeft gebogen
kapac
rozpocznij naukę
druipen- droop- heeft gedropen
nurkowac
rozpocznij naukę
duiken- dook -heeft / is gedoken
gwizdac
rozpocznij naukę
fluiten- floot- heeft gefloten
pelzac
rozpocznij naukę
kruipen- kroop -heeft gekropen
podkrasc sie
rozpocznij naukę
sluipen- sloop -heeft / is geslopen
zamykac
rozpocznij naukę
sluiten- sloot- heeft gesloten
rozpylac
rozpocznij naukę
spuiten- spoot- heeft gespoten
przeniesc
rozpocznij naukę
bewegen- bewoog -heeft bewogen
golic sie
rozpocznij naukę
scheren - schoor -heeft geschoren
wazyc
rozpocznij naukę
wegen- woog -heeft gewogen
zaczynac
rozpocznij naukę
beginnen- begon -is begonnen
zwiazac
rozpocznij naukę
binden- bond- heeft gebonden
nalegac
rozpocznij naukę
dringen -drong -piheeft gedrongen
pic
rozpocznij naukę
drinken- dronk -heeft gedronken
zmuszac
rozpocznij naukę
dwingen -dwong -heeft gedwongen
wspinac sie
rozpocznij naukę
klimmen- klom -heeft / is geklommen
skurczyc sie
rozpocznij naukę
krimpen- kromp -is gekrompen
przestraszyc
rozpocznij naukę
schrikken- schrok- is geschrokken
skakac
rozpocznij naukę
springen- sprong -heeft / is gesprongen
smierdziec
rozpocznij naukę
stinken -stonk- heeft gestonken
wynalesc
rozpocznij naukę
verzinnen- verzon -heeft verzonnen
uwazac, znalesc
rozpocznij naukę
vinden- vond -heeft gevonden
wygrywac
rozpocznij naukę
winnen -won- heeft gewonnen
spiewac
rozpocznij naukę
zingen -zong -heeft gezongen
przeklinac
rozpocznij naukę
schelden- schold -heeft gescholden
podarowac
rozpocznij naukę
schenken- schonk- heeft geschonken
topic sie
rozpocznij naukę
smelten- smolt -heeft gesmolten
ciagnac
rozpocznij naukę
trekken -trok -heeft / is getrokk
walczyc
rozpocznij naukę
vechten -vocht- heeft gevochten
ukryc sie
rozpocznij naukę
verbergen- verborg -heeft verborgen
wyslac
rozpocznij naukę
zenden -zond- heeft gezonden
plywac
rozpocznij naukę
zwemmen- zwom- heeft / is gezwommen
nosic
rozpocznij naukę
dragen- droeg- heeft gedragen
doswiadczac
rozpocznij naukę
ervaren- ervaarde / ervoer- heeft ervaren
kopac
rozpocznij naukę
graven- groef- heeft gegraven
zeglowanie
rozpocznij naukę
varen- voer / vaarde- heeft / is gevaren
dmuchac
rozpocznij naukę
blazen- blies -heeft geblazen
pozwalac
rozpocznij naukę
laten -liet- heeft gelaten
spac
rozpocznij naukę
slapen- sliep- heeft geslapen
odejsc
rozpocznij naukę
verlaten- verliet -heeft verlaten
upasc
rozpocznij naukę
vallen- viel -is gevallen
powiesic
rozpocznij naukę
hangen- hing- heeft gehangen
zlapac
rozpocznij naukę
vangen- ving- heeft gevangen
chodzic
rozpocznij naukę
lopen- liep- heeft / is gelopen
stac sie
rozpocznij naukę
worden- werd- is geworden
dzwonic
rozpocznij naukę
roepen- riep- heeft geroepen
pomagac
rozpocznij naukę
helpen -hielp- heeft geholpen
umierac
rozpocznij naukę
sterven- stierf- is gestorven
nabywac
rozpocznij naukę
verwerven- verwierf -heeft verworven
rzucac
rozpocznij naukę
werpen- wierp -heeft geworpen
wedrowac
rozpocznij naukę
zwerven- zwierf- heeft gezworven
tworzyc
rozpocznij naukę
scheppen ('creëren') -schiep -heeft geschapen
przysiegac
rozpocznij naukę
zweren - zwoer- heeft gezworen
leczyc
rozpocznij naukę
genezen -genas genazen- heeft genezen
dawac
rozpocznij naukę
geven- gaf gaven -heeft gegeven
czytac
rozpocznij naukę
lezen- las lazen- heeft gelezen
mierzyc
rozpocznij naukę
meten- mat maten- heeft gemeten
kroki
rozpocznij naukę
treden -trad traden -is getreden
zapominac
rozpocznij naukę
vergeten -vergat vergaten -heeft / is vergeten
jesc
rozpocznij naukę
vreten -vrat vraten- heeft gevreten
zlamac
rozpocznij naukę
breken -brak braken- heeft gebroken
brac
rozpocznij naukę
nemen- nam namen- heeft genomen
mowic
rozpocznij naukę
spreken- sprak spraken- heeft gesproken
szwy
rozpocznij naukę
steken- stak staken- heeft gestoken
krasc
rozpocznij naukę
stelen- stal stalen -heeft gestolen
modlic sie
rozpocznij naukę
bidden -bad baden -heeft gebeden
lezec
rozpocznij naukę
liggen -lag lagen- heeft gelegen
usiasc
rozpocznij naukę
zitten -zat zaten- heeft gezeten
przyniesc
rozpocznij naukę
brengen -bracht- heeft gebracht
myslec
rozpocznij naukę
denken- dacht -heeft gedacht
zrobic
rozpocznij naukę
doen -deed -heeft gedaan
jesc
rozpocznij naukę
eten- at/aten- heeft gegeten
pojsc
rozpocznij naukę
gaan- ging- is gegaan
trzymac
rozpocznij naukę
houden- hield -heeft gehouden
przychodzic
rozpocznij naukę
komen -kwam/kwamen- is gekomen
kupic
rozpocznij naukę
kopen- kocht- heeft gekocht
pobic
rozpocznij naukę
slaan- sloeg- heeft geslagen
stanac
rozpocznij naukę
staan -stond- heeft gestaan
stracic
rozpocznij naukę
verliezen- verloor -heeft / is verloren
zrozumiec
rozpocznij naukę
verstaan- verstond- heeft verstaan
zamarzac
rozpocznij naukę
vriezen- vroor- heeft gevroren
wiedziec
rozpocznij naukę
weten- wist -heeft geweten
zobaczyc
rozpocznij naukę
zien- zag/zagen- heeft gezien
szukac
rozpocznij naukę
zoeken -zocht- heeft gezocht
byc/byl
rozpocznij naukę
zijn -was / waren -is geweest

Musisz się zalogować, by móc napisać komentarz.