1. machine
Ik kan me niet meer herinneren hoe ik deze machine moet gebruiken.
Deze machine produceert elektriciteit.
Een computer is een ingewikkelde machine.
De machine zorgt voor veel stroom.
Zo heeft hij de machine uitgevonden.
De machine is buiten bedrijf.
Als men deze moderne machine gebruikt, zal men werkkracht besparen.
Kan je me zeggen wanneer ik de machine uit moet zetten?
Niemand kan deze machine bedienen.
2. instrument
Het geld dat men heeft is een instrument voor de vrijheid; het geld dat men wil is een instrument voor onderwerping.
Een auto is een instrument dat benzine omzet in overgewicht.
Niderlandzkie słowo "آلة" (instrument) występuje w zestawach:
Muziekinstrumenten (n.pl.) in het Arabisch