słownik niemiecko - niderlandzki

Deutsch - Nederlands, Vlaams

schnitt po niderlandzku:

1. sneed sneed


Ze sneed de appel in twee.
Hij sneed een tak van de boom met zijn mes.
Hij sneed een stuk vlees af.
Hij sneed een houten boeddhabeeldje.
Zij sneed de taart in 6 stukken en gaf aan elk kind een stuk.
Ze sneed haar vinger aan een glasscherf.

2. gesneden gesneden


Ik heb zojuist in mijn vinger gesneden.
Dat is het beste sinds het gesneden brood. Nu weet ik wel niet wat het beste was voor het gesneden brood.
Wij zijn uit hetzelfde hout gesneden.