1. voorkomen
1. voorkomen is beter dan genezen, 2. het voorkomen van zwangerschap
de ramp voorkomen
De twaalf dieren van de Chinese dierenriem komen van elf diersoorten die in de natuur voorkomen, met name de rat, os, tijger, konijn, slang, paard, aap, haan, hond en varken, en ook de legendarische draak; ze worden als kalender gebruikt.
Beter voorkomen dan genezen.
Walakoem-oes-salaam, Al-Sayib! antwoordde Dima, maar zette het geluid van zijn telefoon deze keer wat harder, om te voorkomen dat dit een dubbele zin zou worden. "Wat doe jij tegenwoordig?"
Om een situatie als vorig jaar, toen er een pekeltekort was, te voorkomen, hebben veel mensen nu al ruim voor de eerste vorst een voorraadje strooizout ingeslagen.
Ik verzeker je dat een fout zoals deze nooit meer zal voorkomen.
Sluit het raam om te voorkomen dat je kou vat.
2. uiterlijk
het uiterlijk van handen
In het koetsje zat een heer, niet knap, maar ook niet slecht van uiterlijk, niet al te dik, niet al te dun; oud kon hij niet genoemd worden, maar hij was ook niet al te jong.
Het is niet vanwege haar uiterlijk dat ze populair is, maar omdat zij aardig is tegen iedereen.
Niderlandzkie słowo "appearance" (uiterlijk) występuje w zestawach:
2 - Nederlands in gang A2