1. klaar
Ben je klaar?
Niemand kan denken, maar iedereen heeft zijn mening klaar.
Ge moet zeker tegen zondag klaar zijn.
Op uw plaatsen, klaar, af!
Hij stond altijd klaar om mensen te helpen die problemen hadden.
Deze is klaar voor verwijdering.
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.
Ze is klaar met het schrijven van een brief.
Hij zegt dat hij mij het boek zal lenen als hij ermee klaar is.
We moeten nog even afeten, maar als we klaar zijn, dan kom ik direct.
Klaar! Dat duurde niet lang, wel?
Ik had de bloemen geen water hoeven geven. Ik was er maar net klaar mee, of het begon te regenen.
Maak je klaar voor de toekomst.
Wie de vrede liefheeft, maakt zich klaar voor de oorlog.
Het begon klaar te worden en stilaan kon men iets beginnen zien.
Niderlandzkie słowo "ready" (klaar) występuje w zestawach:
De populairste Engelse woorden 251 - 3002000 Most Used Dutch Words (1/2)Dutch through readingCODE+ 1 absolute beginner