1. geschilderd
Waarom hebben jullie de bank rood geschilderd?
Hij heeft zijn fiets rood geschilderd.
De kamer wordt door hem geschilderd.
Ik weet niet wie dit schilderij heeft geschilderd.
Waarom heeft u de bank rood geschilderd?
We hebben het huis groen geschilderd.
Weet u wie dit schilderij heeft geschilderd?