1. afschuwelijk
Ik heb afschuwelijk gedroomd.
2. verschrikkelijk
Ik mis je verschrikkelijk.
De treinen in Servië zijn verschrikkelijk langzaam.
Verschrikkelijk weer.
Het is verschrikkelijk koud vandaag.
Roken is verschrikkelijk voor uw gezondheid.
Dokter Patterson: Ja. Het was verschrikkelijk.
Dat restaurant daar is verschrikkelijk.
Er is een verschrikkelijk ongeval gebeurd op de hoek.
Gisteren was het verschrikkelijk koud.
Een verschrikkelijk monster leefde hier vroeger.
Dit is inderdaad verschrikkelijk.
3. eng
Ik vind het eng om je de hele dag niet online te zien.
Stoeltjesliften vind ik eng; ik hou er niet van zo hoog boven de grond aan een draadje te bungelen.