słownik niderlandzko - niderlandzki

Nederlands, Vlaams - Nederlands, Vlaams

blijven po niderlandzku:

1. zijn gebleven zijn gebleven



2. gebleven gebleven


Hoelang ben je gebleven?
Waar is al het brood gebleven?
We zijn daar drie maanden gebleven.
Hij is de hele dag thuis gebleven in plaats van uit te gaan.
Ik ben in huis gebleven wegens de regen.
Gisteren ben ik gewoon zonder toelating thuis gebleven.
Ben je thuis gebleven om te leren voor de toets?
Hij is hier een tijdje gebleven.
Ik ben de hele dag thuis gebleven.
Waar waren we gebleven?
De busprijzen zijn al twee jaar hetzelfde gebleven.
Gisteren heeft het de hele dag geregend, dus ben ik thuis gebleven.