słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

przypadkowy po niderlandzku:

1. toevallig


De proefpersonen voor het experiment waren toevallig uitgekozen.
Kent gij toevallig een professor Braun?
Ik kwam dat restaurant toevallig tegen.
Ik heb toevallig het boek gevonden.
We kwamen elkaar toevallig tegen.
Geheel toevallig ontmoette ik mijn oude vriend in de luchthaven.
Weet je toevallig waar ze woont?
Kent ge toevallig niet zijn naam?
We hebben haar toevallig ontmoet in het park.

Niderlandzkie słowo "przypadkowy" (toevallig) występuje w zestawach:

300 określeń po niderlandzku 251 - 300
14/4 Wat lijken jullie veel op elkaar!
Die in de aanbieding
Niuews van de week