słownik portugalsko - niderlandzki

português - Nederlands, Vlaams

assistir po niderlandzku:

1. horloge horloge


Je horloge ligt op het bureau.
Weet je waar mijn horloge is?
Repareer het horloge.
Mijn horloge was gestolen.
Mijn vader repareerde mijn oude horloge.
Hij is het horloge van zijn vader verloren.
Dit is de jongen die je horloge heeft gevonden.
Loopt je horloge goed?
Dit horloge is duur.
Mijn horloge gaat 5 minuten achter in een dag.
Waar en wanneer hebt ge dat antiek horloge gekocht?
Dit horloge is gemaakt in Zwitserland.
Mijn zus liet me een nieuw horloge zien.
Hoe laat is het op jouw horloge?
Een horloge ineensteken is redelijk moeilijk.