1. vlees
Vlees a.u.b.
Dit is goed vlees.
Dit vlees is kippenvlees.
Emet, we hebben meer vlees nodig.
Al het vlees was slecht.
Bevat dit gerecht vlees?
Amerikanen eten veel vlees.
De geest is gewillig, maar het vlees is zwak.
Welke verschillende soorten vlees verkoopt u?
Ik hou van vlees, maar eieren verteer ik niet.
Een jakhals eet hoofdzakelijk vlees van kadavers.
Ik eet geen vlees, geen vis en geen zeevruchten, en ook geen vleesbouillon.
Zit er vlees in dit eten?
Vlees kost veel tegenwoordig.
Wilt ge vlees lang bewaren, vries het dan in.
Niderlandzkie słowo "mäso" (vlees) występuje w zestawach:
Druhy mäsa po holandsky