→ Nr2 Czasowniki Niderlandzkie-czasy → Rozpocznij Naukę / Ściągnij Fiszki MP3

Pytanie		Odpowiedź
czytam, bede czytal, czytalem, przeczytalismy rozpocznij naukę		ik lees, ik zal lezen, ik las we hebben gelezen
leze, bede lezal, lezalem polezelismy rozpocznij naukę		ik lag, ik zal liggen, ik lag, we hebben gelegen
chodze, pojde, chodzilem, poszlismy rozpocznij naukę		ik loop, ik zal lopen, ik liep, we hebben gelopen
biore, wezme, bralem, wzielismy rozpocznij naukę		ik neem, ik zal nemen, ik nam, we hebben genomen
mowie, bede mowil, mowilem, mowilismy rozpocznij naukę		ik praat, ik zal praten, ik praatte, we hebben gepraat
podrozuje, bede podrozowal, podrozowalem, podrozowalismy rozpocznij naukę		ik reis, ik zal reizen, ik reisde, we hebben gereisd
gole, ogole, golilem, ogolilismy rozpocznij naukę		ik scheer, ik zal scheren, ik schoor we hebben geschoren
maluje, pomaluje, malowalem, pomalowalismy rozpocznij naukę		ik schilder, ik zal schilderen, ik schilderde, we hebben geschilderd
pisze, napisze, pisalem, napisalismy rozpocznij naukę		ik schrijf, ik zal schrijven, ik schreef, we hebben geschreven
zamykam, zamkne, zamykalem, zamknelismy rozpocznij naukę		ik sluit, ik zal sluiten, ik sloot, we hebben gesloten
kroje, pokroje, kroilem, pokroilismy rozpocznij naukę		ik snijd, ik zal snijden, ik sneed, we hebben gesneden
gram, zagram, gralam, zagralismy rozpocznij naukę		ik speel, ik zal spelen, ik speelde, we hebben gespeeld
mowie, powiem, mowilem, powiedzielismy rozpocznij naukę		ik spreek, ik zal spreken, ik sprak, we hebben gesproken
skacze, skocze, skakalem, skoczylismy rozpocznij naukę		ik spring, ik zal springen, ik sprong, we zijn gesprongen
stoje, bede stal, stalem, postalismy rozpocznij naukę		ik sta, ik zal staan, ik stond, we hebben gestaan
ciagne, pociagne, ciagnalem, pociagnelismy rozpocznij naukę		ik trek, ik zal trekken, ik trok, we hebben getrokken
lece, polece, lecialem, polecielismy rozpocznij naukę		ik vlieg, ik zal vliegen, ik vloog, we zijn gevlogen
pytam, zapytam, pytalem, zapytalismy rozpocznij naukę		ik vraag, ik zal vragen, ik vroeg, we hebben gevraagd
czekam, zaczekam, czekalem, zaczekalismy rozpocznij naukę		ik wacht, ik zal wachten, ik wachtte, we hebben gewacht
pracuje, bede pracowal, pracowalem, pracowalismy nie pracuj tak ciezko! tak nie mozna, masz pracowac! musialem pracowac rozpocznij naukę		ik werk, ik zal werken, ik werkte, we hebben gewerkt werk niet te hard! zo werkt dat niet, werken zal je! ik heb moeten werken
rzucam, rzuce, rzucalem, rzucilismy rozpocznij naukę		ik werp, ik zal werpen, ik wierp, we hebben geworpen
spiewam, zaspiewam, spiewalam, zaspiewalismy rozpocznij naukę		ik zing, ik zal zingen, ik zong, we hebben gezongen
siedze, usiade, siedzialem, posiedzielismy siedzicie wygodnie? mam tego dosyc rozpocznij naukę		ik zit, ik zal zitten, ik zat, we hebben gezeten zitten jullie lekker? het ziet me tot hier
plywam, poplywam, plywalem, poplywalismy poplynalem do brzegu, magda ma zbyt obszerne spodnie rozpocznij naukę		ik zwem, ik zal zwemmen, ik zwom, we hebben gezwommen ik ben naar de kant gezwommen, magda zwemt in haar broek

nr2 czasowniki niderlandzkie-czasy

Musisz się zalogować, by móc napisać komentarz.