Moja lekcja

 0    107 fiszek    margoatelier
ściągnij mp3 drukuj graj sprawdź się
 
Pytanie Odpowiedź
ubierać się
rozpocznij naukę
aandoen / deed aan/ deden aan/ aangedaan(hebben)
przybywać
rozpocznij naukę
aankomen / kwam aan/ kwamen aan/ aangekomen (zijn)
myć (naczynia)
rozpocznij naukę
afwassen /waste af/wasten af/afgewassen (hebben)
piec (coś)
rozpocznij naukę
bakken / bakte/ bakten/gebakkten (hebben)
zaczynac
rozpocznij naukę
beginnen / begon / begonnen/ begonnen (zijn)
rozumieć
rozpocznij naukę
begrijpen - begreep-begrepen-(hebben) begrepen
obchodzić się
rozpocznij naukę
behangen - behing- begingen (hebben) behangen
poruszać się
rozpocznij naukę
bewegen - bewoog- bewogen - (hebben) bewogen
odwiedzać
rozpocznij naukę
bezoeken - bezocht - bezochten - (hebben) bezocht
gryźć
rozpocznij naukę
bijten- beet- beten -(hebben) gebeten
dmuchać
rozpocznij naukę
blazen - blies - bliezen - (hebben) geblazen
zostać
rozpocznij naukę
blijven - bleef- bleven - (zijn) gebleven
łamać
rozpocznij naukę
breken - brak - braken -(hebben) gebroken
przynosić
rozpocznij naukę
brengen - bracht - brachten - (hebben) gebracht
myśleć
rozpocznij naukę
denken- dacht - dachten - (hebben) gedacht
robić
rozpocznij naukę
doen - deed - deden - (hebben) gedaan
nosić
rozpocznij naukę
dragen - droeg - droegen - (hebben) gedragen
pić
rozpocznij naukę
drinken - draonk - dronken - (hebben) gedronken
jeść
rozpocznij naukę
eten - at - aten - (hebben) gegeten
iść
rozpocznij naukę
gaan - ging - gingen- (zijn) gegaan
leczyć
rozpocznij naukę
genezen - genas- genazen - (hebben) gegeven
leczyć
rozpocznij naukę
genezen - genas - genazen - (hebben) genezen
dawać
rozpocznij naukę
geven - gaf - gaven - (hebben) gegeven
odlewać
rozpocznij naukę
gieten - goot - goten - (hebben) gegoten
wieszać
rozpocznij naukę
hangen - hing - hingen - (hebben) gehad
mieć
rozpocznij naukę
hebben - had - hadden - (hebben) gehad
pomagać
rozpocznij naukę
helpen - hielp - hielpen - (hebben) geholpen
trzymać
rozpocznij naukę
houden (van) - hield - hielden - (hebben) gehouden
połamać
rozpocznij naukę
inbreken - brak in - braken in - (hebben) ingebroken
zażywać
rozpocznij naukę
innemen - nam in - namen in - (hebben) ingenomen
wybierać
rozpocznij naukę
kiezen - koos - kozen - (hebben) gekozen
patrzeć
rozpocznij naukę
kijken - keek - keken - (hebben) gekeken
wspinać się
rozpocznij naukę
klimmen - klom - klommen - (hebben) geklommen
przyjdź
rozpocznij naukę
komen - kwam - kwamen - (zijn) gekomen
kupować
rozpocznij naukę
kopen - kicht- kochten - (hebben) gekocht
dostać
rozpocznij naukę
krijgen- kreeg- kregen- (hebben) gekregen
móc
rozpocznij naukę
kunnen - kon - konden - (hebben) gekund
śmiać się
rozpocznij naukę
lachen - lachte - lachten - (hebben) gelachen
pozwolić
rozpocznij naukę
laten - liet - lieten (hebben) gelaten
czytać
rozpocznij naukę
lezen - las - lazen - (hebben) gelezen
kłaść
rozpocznij naukę
leggen - legde - legden - (hebben/zijn) gelegd
leżeć
rozpocznij naukę
liggen - lag - lagen -(hebben) gelegen
chodzić
rozpocznij naukę
lopen - liep - liepen - (hebben/zijn) gelopen
spełniać
rozpocznij naukę
kwijten - kweet - kweten - (hebben) gekweten
ładować
rozpocznij naukę
laden - ladde - laadden - (hebben/zijn) geladen
wziąść
rozpocznij naukę
meenemen - nam mee - namen mee - (hebben) meegenomen
pójść
rozpocznij naukę
meegaan - ging mee - gingen mee - (zijn) meegegaan
wziąść, zabrać
rozpocznij naukę
meenemen - nam mee - namen mee - (hebben) meegenomen
musieć
rozpocznij naukę
moeten - moest - moesten - (hebben) gemoeten
może, móc
rozpocznij naukę
mogen - mocht - mochten - (hebben) gemogen
popatrzeć, sprawdzić
rozpocznij naukę
nakijkje - keek na - keken na - (hebben) nagekeken
brać
rozpocznij naukę
nemen - nam - nemen - (hebben) genomen
zbadać
rozpocznij naukę
onderzoeken - onderzocht - onderzochten - (hebben) onderzocht
śniadanie jeść
rozpocznij naukę
ontbijten - ontbeet - ontbeten - (hebben) ontbeten
wstawać
rozpocznij naukę
opstaan - stond op - stonden op - (zijn) opgestaan
przejść
rozpocznij naukę
oversteken - stak over - staken over - (zijn) overgestoken
napaść
rozpocznij naukę
overvallen - overviel - overvielen - (hebben) overvallen
jechać
rozpocznij naukę
rijden - reed - reeden - (hebben/zijn) gereden
krzyczeć
rozpocznij naukę
roepen - riep - riepen - (hebben) geroepen
rozdzielić coś
rozpocznij naukę
scheiden - scheidde - scheidden - (zijn) gescheiden
świeci, błyszczeć, świecić
rozpocznij naukę
schijnen - de zon scheen- de zon heeft geschenen
pisać
rozpocznij naukę
schrijven - schreef- schreven - (hebben) geschreven
spać
rozpocznij naukę
slapen - sliep- sliepen - (hebben) geslapen
zamykać coś
rozpocznij naukę
sluiten - sloot - sloten - (hebben) gesloten
cięcie
rozpocznij naukę
snijden - sneed - sneden - (hebben) gesneden
mówić
rozpocznij naukę
spreken - sprak - spraken - (hebben) gesproken
skakać
rozpocznij naukę
springen - sprong - sprongen - (hebben) gesorongen
stać
rozpocznij naukę
staan - stond - stonden - (hebben) gestaan
dźgać
rozpocznij naukę
steken - stak - staken - (hebben) gestoken
ukraść
rozpocznij naukę
stelen - stal - stalen - (hebben) gestolen
umierać
rozpocznij naukę
sterven - strief - stierven - (zijn) gestorven
wzrosnąć - wzrosła - wzrosła - Rose (muszą)
rozpocznij naukę
stijgen - steeg - stegen - (hebben) gestegen
prasować
rozpocznij naukę
strijken - streek - streken - (hebben) gestreken
wziąć
rozpocznij naukę
treffen - trof - troffen - (hebben) getroffen
ciągnąć
rozpocznij naukę
trekken - trok - trokken - (hebben) getrokken
wychodzić
rozpocznij naukę
uitdoen - deed uit - deden uit - (hebben) uitgedaan
wystawać
rozpocznij naukę
uitsteken - stak uit - staken uit - (hebben) uitgestoken
wyciągać
rozpocznij naukę
uittrekken - trok uit - trokken uit - (hebben) uitgetrokken
spadać
rozpocznij naukę
vallen - viel - vielen - (zijn) gevallen
żaglować aż statiem płynąć
rozpocznij naukę
varen - voer - voeren - (hebben/zijn) gevaren
zakazać coś, zakaz czegoś
rozpocznij naukę
verbieden - verbood - verboden - (hebben) verboden
zapomnieć
rozpocznij naukę
vergeten - vergat - vergaten - (hebben/zijn) vergeten
Sprzedać
rozpocznij naukę
verkopen - verkocht - verkochten - (hebben) verkocht
do stracenia, stracić
rozpocznij naukę
verliezen - verloor - verloren - (hebben) verloren
zrozumieć,
rozpocznij naukę
verstaan - verstond - verstonden - (hebben) verstaan
pozostawiać,
rozpocznij naukę
vertrekken- vertrok - vertrokken - (zijn) vertrokken
zastąpić
rozpocznij naukę
vervangen- verving - vervingen - (hebben) vervangen
odnaleźć
rozpocznij naukę
vinden - vond - vonden - (hebben) gevonden
latać
rozpocznij naukę
vliegen - vloog - vlogen - (hebben/ zijn) gevlogen
zapobiec,
rozpocznij naukę
voorkomen - voorkwam - voorkwamen - (hebben) voorkomen
zapytać,
rozpocznij naukę
vragen - vroeg - vroegen - (hebben) gevraagd
zamrażać,
rozpocznij naukę
vriezen - het vroor - het heeft gevroren
umyć
rozpocznij naukę
wassen - waste - wasten - (hebben) gewassen
ważyć,
rozpocznij naukę
wegen - woog - wogen - (hebben) gewogen
wiedzieć,
rozpocznij naukę
weten - wist - wisten - (hebben) geweten
wiedzieć,
rozpocznij naukę
weten - wist - wisten - (hebben) geweten
wskazać
rozpocznij naukę
wijzen - wees - wezen - (hebben) gewezen
chcieć
rozpocznij naukę
willen - wou - wilde - wilden - (hebben) gewild
stać się, zostać
rozpocznij naukę
worden - werd- werden- (zijn) geworden
powiedzmy - powiedział - powiedział - (mieć) powiedział
rozpocznij naukę
zeggen - zei - zeiden - (hebben) gezegd
zobaczyć,
rozpocznij naukę
zien - zag - zagen - (hebben) gezien
są - były - były - (nie) zostały
rozpocznij naukę
zijn - was - waren - (zijn) geweest
śpiewać
rozpocznij naukę
zingen - zong - zongen - (hebben) gezongen
siedzieć,
rozpocznij naukę
zitten - zat - zaten - (hebben) gezeten
szukać
rozpocznij naukę
zoeken - zocht - zochten - (hebben) gezocht
wola, woleć
rozpocznij naukę
zullen - zou - zouden (nie ma czasu VTT)
pływać
rozpocznij naukę
zwemmen - zwom - zwommen - (hebben/ zijn) gezwommen

Musisz się zalogować, by móc napisać komentarz.