słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

zasięg po niderlandzku:

1. Bereik Bereik


Ik hoop dat mijn wagen niet in panne valt en dat ik je op tijd bereik.
Boeken liggen nu binnen ieders bereik.

2. reeks


Een reeks explosies veranderde het laboratorium in een ruïne.