1. avond
Iedere avond zong een nachtegaal liedjes voor ons.
Ik ben elke avond thuis.
Gaat het sneeuwen deze avond?
En als we deze avond eens buiten gingen eten?
Het is niet goed als je zo laat in de avond opblijft, joh.
Ik vertrek deze avond uit Tokio naar Osaka.
Het was een erg hete avond.
Het is verschrikkelijk koud deze avond.
Hij telefoneert haar elke avond.
In de avond zal het stortregenen.
Hij bracht de avond door met een boek te lezen.
Hij heeft er de hele avond over gepraat.
Deze avond ga ik samen eten met mijn meest geliefde vriend.
Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.