1. voorbij
Schoonheid gaat voorbij.
Als de slag voorbij is, zijn er veel dapperen.
Natuurlijk dacht hij dat het een grap was en wimpelde hij het voorbij met een "hm?" maar hij zat er erg mee verveeld. Ik bedoel, zulke dingen zeg je niet ook al is het bedoeld als grap!
Hij wandelde voorbij het huis.
De sneltrein reed zo snel voorbij, dat we hem nauwelijks zagen.
Ik stopte, en wachtte tot de auto voorbij was.
Hoeveel keer per dag komt deze bus voorbij?
Dronkenschap is voorbij na een goede nachtrust, dwaasheid gaat nooit voorbij.
Als je ons wat boeken brengt, gaat de tijd voor ons sneller voorbij.
Ze liep me voorbij terwijl ze deed alsof ze me niet kende.
Ge moet weten dat zijn beste jaren al voorbij zijn.
Het begon licht te worden; de lange nacht was voorbij.
Volgens een Turks spreekwoord gaan de dagen traag voorbij, maar vliegen de jaren.
Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn.
Interlinguistiek behandelt de communicatie voorbij de taalbarrières en onderzoekt hoe plantalen, zoals Esperanto en Volapük, in zulke omstandigheden werken.
Niderlandzkie słowo "nad" (voorbij) występuje w zestawach:
beetje dutch